Je kunt een transactie waarbij de kaart door de Stripe Terminal-lezer wordt gehaald, alleen accepteren als een kaart geen chip heeft of als terugvaloptie als het lezen van de chip niet lukt. Wanneer een kaart door de lezer wordt gehaald, geeft de driecijferige code in de magneetstrip aan of de kaart een chip heeft. Als de kaart wel een chip heeft, moeten lezers de doorhaalbeweging weigeren en de klant vragen om de kaart in het apparaat te steken.
Met het internet verbonden sPOS Terminal-kaartlezers die magstripe ondersteunen zullen de klant er visueel van op de hoogte stellen dat ze hun kaart moeten insteken als ze de kaart eerst proberen door te halen en de kaart een chip heeft. Als het lezen van de chip in de kaart mislukt, wordt de gebruiker op het scherm van de kaartlezer automatisch gevraagd om de kaart opnieuw in te steken of deze zo nodig door de magneetstriplezer te halen. Als de klant de kaart doorhaalt wanneer dit wordt gevraagd, autoriseert de kaartlezer de betaalkaart met de magneetstripgegevens.
Bluetooth- en USB-gekoppelde mPOS Terminal-kaartlezers zoals de Stripe Reader M2 en de BBPOS Wisepad3 werken op vergelijkbare wijze. Als de klant een kaart met een chip doorhaalt, zal de mPOS-kaartlezer het doorhalen niet accepteren. Als de mPOS-kaartlezer een kaartchip niet kan lezen, zal deze de klant de mogelijkheid bieden om de kaart te autoriseren met magneetstripgegevens. Je app moet de toegestane invoermethoden (zoals Doorhalen, Insteken) en andere schermberichten (zoals Kaart opnieuw proberen) aan de gebruiker tonen. Meer informatie over het omgaan met gebeurtenissen op het scherm van de lezer